Een werkgever is verplicht om passend werk aan een medewerker aan te bieden als deze wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid zijn oorspronkelijke werk niet meer kan verrichten. Als de werknemer aanbiedt om passende arbeid te verrichten is de werkgever verplicht hem hiertoe in staat te stellen. Van een werkgever kan worden verlangd dat hij de werkverdeling in de onderneming aanpast en wijzigt om passende arbeid voor de werknemer beschikbaar te maken. De bewijsplicht in deze ligt overigens bij de werkgever. De werknemer behoudt het recht op loon indien de werkgever passende arbeid, die wel voorhanden is, niet aan de werknemer aanbiedt. Een werknemer is verplicht aangeboden passende arbeid te verrichten (art 7:611 en 7:628 BW). Indien de werknemer dit niet doet en hiervoor geen deugdelijke grond aanvoert, heeft hij in principe geen recht op loon (art 7:629 BW). Een functie is als passend te beschouwen indien deze aansluit bij de achtergrond van de werknemer (vooropleiding, arbeidsverleden, niveau, aard van het werk, soort werk, medische toestand, belastbaarheid. Een bevredigend resultaat is bereikt als: De werknemer passend werk doet met een structureel karakter dat zo dicht mogelijk aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden en oorspronkelijke beloning binnen het eigen bedrijf (spoor 1) dan welbuiten het eigen bedrijf. Zodra er geen zicht (meer) bestaat op een structurele hervatting binnen de eigen organisatie, moet er een adequaat tweede spoortraject worden ingekocht bij een re-integratie- of outplacementbureau om de hervattingskansen van de arbeidsongeschikte werknemer zo veel mogelijk te vergroten. Uiterlijk moet een tweede spoortraject worden gestart binnen 6 weken na de Eerstejaarsevaluatie (= in de 52e verzuimweek). |
https://www.spoor2reintegratiespecialist.nl |
